De Weg, de Waarheid en het Leven

Het leven is een leerweg
Leert ons leven met lach en traan
Wie pijn ervaart, gekwetst raakt
Leert wat waarde heeft en wat te weren
Beschermt diens kostbaarheden met geweld
Camera's en soldaten kijken scherp
Grijpen steeds vroegtijdig in, weren de rovers
Geven de vijand op de loer geen kans
Het leger ligt in onrust te wachten
De vermeende aanvaller aanschouwend
Beveelt angst de frontlinie tot vechten
Begint als eerste agressief de oorlog
Smoort ieder benaderen met verdovende angst
Deze strijd van angst tot angst
Maakt harten koud en onbenaderbaar

Ik weet wat martelende angst is, ken het
Heb lang geleden, het was geen antwoord
Nu kniel ik, bid in Vrede en mijn gebed
Ademt over alle legers die onder bevel
Geroepen zijn, om angst met angst te bestrijden
Het gebed komt als een warme bries
Bewerkstelligt op aarde een storm
De mensen moeten bekennen te weten
Wat waarheid is, wat waar en wat niet

De liefde stroomt als een warme bron, spreekt:
Geef elkaar de vrede, wees niet bang
Vechten heeft geen zin, ik geef me
Zonder twijfel is er met liefde geen angst
Hier is de liefde, jouw overwinnaar ben ik
Mijn liefde is en was en zal altijd zijn
Wat dacht je dan
Hoe kon je anders denken
Wie maakte jou dat wijs
Wat verwachtte je
Wie achtte jij de sterkste
Wie wil jij laten winnen
Heb je een beter antwoord dan ik
Wat is er beter dan mijn liefde voor jou?

Ik schrijf het voor je op

Blij val ik op mijn knieën, ik dank
Zing het uit van geluk
Mijn ontvangen, ik prijs God
Alles gekregen, mijn leven is een verhaal
Om op te schrijven
Een bron die overvloeit, vertelt
Spreekt, toont de zegetocht dwars erdoorheen
De Overwinnaar van pijn geleden, moeilijkheden
Beschrijf ik met sierlijke letters
Woorden van mijn hart
Mijn ziel is schrijver
Mijn pen vol lof, is diep bewogen
Looft de Heer, Hij is liefde
Mijn hart kan niet vergeten
Ik vertrouw volledig, leef zonder vrees
Ik ben te vertrouwen, ben in Zijn vergeving
Opgenomen in liefde, leef in eeuwigheid
Met een zuiver geloof van weten

20 – Klef

Alle begin is moeilijk, zegt men weleens. Onlangs moest ik denken aan toen we nog maar net bij elkaar waren. Wat waren we verliefd. Er waren momenten dat het leek alsof we samen waren gevangen in een soort bubbel, een luchtbel, jij en ik. Tot grote ergernis van omstanders.
‘Hè, wat?’ vroeg jij, dromerig opkijkend. Het was een wonder dat er überhaupt nog informatie onze bel kon binnendringen.
‘Of jullie wat minder klef kunnen doen?’ zei een van mijn zussen nadrukkelijk. Kennelijk ergerde ze zich aan ons, maar wij trokken ons er weinig van aan. Dat er tijdens een familievakantie, tussen de koffie en de koekjes door, werd gezegd dat ‘een tent nu eenmaal niet zulke geluidsdichte muren heeft als de slaapkamer thuis’ en ‘dat sommige mensen dat lijken te zijn vergeten’, geneerde me eerlijk gezegd wel. Ik heb er daarna best nog een tijd over nagedacht. Ik bleef me afvragen wat het dan precies was, waaraan men dan aanstoot nam? Naar ons idee waren we helemaal niet klef, we raakten elkaar zelfs nauwelijks aan, vond ik.
‘Ja, veel te weinig,’ beaamde jij, waarna je me stevig vastpakte en voorzichtig een paar kleine kusjes in mijn nek gaf. Dat mijn familie hiervan walgde, snapten we niet. Mijn familie had grote moeite met adequaat emoties tonen, behalve de walging van andermans genegenheid.
‘Heel opmerkelijk,’ vond jij.

Sommige herinneringen zijn min of meer aan andere gekoppeld. Ook een soort van klef. Ik herinner mij nog goed onze eerste oud en nieuw samen. Althans, het was niet helemaal met zijn tweeën, want we vierden het bij jouw familie. We zaten keurig naast elkaar op de bank en keken elkaar af en toe vanuit onze ooghoeken aan, handje vasthouden, dat was het. Zelfs mijn familie zou het niet klef hebben gevonden. Dat ik hevig naar je verlangde was niet zichtbaar, hoopte ik.
De tv stond de hele avond aan. Waar we bij mijn familie vast en zeker verplicht hoogdravend cabaret hadden moeten meekijken, was het bij jouw familie een of ander suf sportpraatprogramma. Het was een terugblik op het afgelopen jaar, toevallig voornamelijk voetbal, waar we beiden niets mee hadden. Ik vroeg me af waarom zoiets in godsnaam op Oudjaarsavond werd uitgezonden, maar het zal vast ergens logisch zijn. Er waren leukere dingen op tv, maar ik liet het maar. Alles was nog zo pril en het voelde toch iets ongemakkelijk. Uiteindelijk was het je zusje, die later langskwam, die ingreep.
‘Waar kijken jullie nou naar! Pa, wat is dit voor programma?’ Ze nam hem resoluut de afstandbediening uit handen.
‘Oh,’ zei je moeder vanachter haar breiwerk. ‘Je vader heeft iets ontspannends willen uitzoeken.’
‘Sport? Wat ongezellig, waarom dan sport, het is oudejaarsavond!’
‘Eh…’
Toen bekenden jouw ouders dat je vader iets had willen aanzetten om het ijs te breken, als een soort visueel behang, iets dat de conversatie niet hoefde te storen maar ook niet alle aandacht vroeg.
‘Altijd even wennen…’ glimlachte je moeder, terwijl ze naar mij knikte. ‘…met een nieuw familielid erbij.’
Achteraf bleek dat je vader feitelijk geen flauw benul had hoe de tv werkte. Er waren drie afstandsbedieningen, een kastje voor de tv en een soundbar. De enige zender waar je pa een beetje verstand van had was de sportzender, omdat die onder een sneltoets stond geprogrammeerd, maar daar was deze avond dus alleen maar saai gepraat, er was niet eens echt voetbal. Je vader had het niet zo op nieuwe dingen. Dat ik als ‘nieuw ding’ in de kamer zat was toch al uiterst ongemakkelijk en al helemaal op oudjaarsavond. Zo was het dus ook bij jouw familie in het begin: aftasten.

Uiteindelijk tastten wij die avond ook heel wat af. We hadden ons bewust afgezonderd. Jij liet je handen de vrije loop toen we samen in de keuken stonden, ongeveer tien minuten voor twaalf. Mijn verlangen naar jou was intussen bloedheet geworden. Jouw handen voelden als een groots geschenk, een bevrijding. Zo stonden wij daar samen in de keuken, de minuten af te tellen. We knuffelden maar wachtten met een kus. Wat verlangde ik enorm naar jouw kus! We zouden het nieuwe jaar vurig kussend ingaan, dat was ons goede voornemen. Op tv klonk nu een luid aftellen. Ik hoorde jouw familie op de achtergrond vanuit de woonkamer babbelen.
Om de een of andere reden lopen sommige dingen vaak anders dan gepland of verwacht. Jij en ik stonden vlakbij elkaar, de handen ineengevlochten, te wachten op twaalf uur. Precies op het moment dat het vuurwerk begon te klinken en onze lippen nog maar centimeters van elkaar waren verwijderd, kwam je vader de keuken binnen stappen en vloog mij amicaal om de nek. Smak, smak, ik kreeg op iedere wang een zoen.
‘Gelukkig nieuwjaar, meid,’ zei hij joviaal.

Eenmaal weer thuis vroeg ik: ‘Hoe heb je dat nu kunnen laten gebeuren? De eerste kus van dit nieuwe jaar kwam van je vader!’
Je had me schaapachtig aangekeken en je schouders opgehaald.
‘De rest van de nacht samen met jou, dat gaat hij me niet meer afnemen. En daar gaat het toch om?’ Je glimlachte geheimzinnig. Je bleef naar me kijken met je verliefde ogen, terwijl je me stevig tegen je aandrukte. Zo werd het toch nog ‘onze’ eerste nieuwjaarsnacht samen, onder de Melkweg, die helder twinkelde van vreugde bij zoveel passievolle liefde. Lekker klef.

De volgende middag waren we op bezoek bij mijn familie en keken we over de rand van een glas schuimende champagne.
‘Appelbeignetje? vroeg mijn vader uitnodigend. Hij ging met een schaal rond waarop kleverige, onappetijtelijke appelflatsen lagen tentoongesteld.
‘Nee, dank je,’ zei mijn zus. ‘Veel te klef.’
Ze had gelijk. Het enige wat ooit écht klef was waren appelbeignets die na een nacht op een schaal in kleine plasjes kaneel lagen. Hoe vaak had ik niet gezien dat iemand zo’n ding at, met het vettige kaneelsap druipend vanaf de oren, over de kin en op de kleding. Dat je op één januari beter van die dingen kon afblijven, dat wist iedereen toch wel?
‘Dát is pas klef! Niet te vergelijken met ons,’ zei ik je later. Waarop jij één van je wenkbrauwen optrok en hartelijk begon te lachen.
‘Onbegrijpelijk inderdaad. Wij zijn niet zó klef!’

Wat je loslaat

Wat je loslaat geeft je ruimte
En wat ruimte krijgt is in de tijd
Wat je tijd geeft neemt de ruimte
Wat je loslaat zal zich vrij voelen
Om naar je toe te komen met liefde

Wat je loslaat geeft je een mogelijkheid
Te kunnen kiezen voor jouw liefde
Ik zal naar je toesnellen
Ik twijfel niet aan jouw liefde
Kies goed, laat me los

Een losgelaten verlangen kent geen
gevangenschap, is de angst voorbij
De angst, onder dwang bij jou te moeten zijn
Ik neem tijd en ruimte om voor jou te kiezen
Jouw hart en ziel zijn om te beantwoorden

Wat losgelaten is, is vrij en antwoordt
Liefde is vredig, vreugdevol en vrij
Maar tegenover liefde staat angst
Die houd je onder dwang gevangen
Weet met angst en onrust, dat ik waar ben

Zie mijn liefde en vrede is al bij je,
Ik ben vrij, ik maak je blij
Ik ben jouw diep verlangen, zie mij eens
Ik heb je intens lief, ik ben van jou
In hart en ziel, jou zo dichtbij

Als je mij loslaat, dan heb je me gewonnen
Ik ben met jou verbonden
Voor eeuwig jouw geliefde
Ik houd van jou is mijn antwoord
Ik ben je zeer nabij

Het Licht

Tweede kerstdag half tien
De stad is doods
Het zonlicht strijkt de panden
Verlicht de hemel helder
Boven de verlaten winkelstraat
Daar is geen mens te vinden
Geen ene ziel die zich daar waagt
Of toch?

Daar loopt een kind kordaat
Kent angst noch twijfel
De zegetocht doorkruist haar leven
Een teken van de gestreden strijd
Een winnaar, geboren uit het Licht
Een ster aan de hemel wijst ons de weg
De liefde van dit kerstkind in de kribbe
Is van begin tot einde, tot in eeuwigheid

27 – Natte kerst (kerstspecial)

Het was vroeg in de ochtend, daags voor kerst. De lampjes van de kerstboom brandden gezellig en het was rustig en vredig in onze kerststal. Het einde van het jaar roept een soort bezinning op. Grote Vragen komen dan bij me op. Vragen waar iedereen, in meer of mindere mate, aan het einde van het jaar ‘last’ van heeft. Ik dus ook. Vragen over de zin der dingen. Waarop wachten mensen in deze tijd? Het kerstkind, misschien? Wat is hun hoop en welke wensen leven er vandaag de dag? Dit jaar werd het te erg met de Grote Vragen, want ik dacht zelfs na over dikke baby’s in een stal.
Afgelopen weken, op weg naar kerst, had ik veel kerststalletjes gezien waar al ruim voor kerst een mollige kindje Jezus vroegtijdig in de kribbe lag, in plaats van dat hij er op kerstavond in werd gelegd. Niet iedere staldesigner heeft even veel smaak, vond ik. Het had me zeer verbaasd om een beeldje, dat toch echt niet anders kan worden gezien dan als afbeelding van onze lieve Heer, vroegtijdig in de kribbe te leggen waar het dan kon liggen pronken met zijn corpulente lijfje. Eigenlijk vond ik het niet kunnen maar op zijn minst was het opmerkelijk te noemen. Alsof die plastic beeldjes werkelijk op Jezus moesten lijken, in plaats van een geromantiseerde hedendaagse commerciële weergave. Wie had dit bedacht en waarom?

De kerststal en het gebruik van het naspelen van het kerstspel was bedacht door de Heilige Franciscus, dat wist ik. Dat Jezus misschien in een grot was geboren in plaats van een stal maakt mij niet zoveel uit. Maar hoe kan je als Designer van zo’n stalletje in godsnaam op het idee komen om zo’n lelijke dikke baby erin te leggen? Hoe kon iemand die voor het vak van ontwerper op een speciale school was geweest, Jezus Christus zo afschuwelijk en zelfs protserig afbeelden? Nog verbazingwekkender is dan de vraag wie zoiets koopt? Ik snap ook wel dat wanneer je een complete kerststal aanschaft, dat je het niet kan maken om te zeggen: ‘Ja, die nemen we, maar laat kindje Jezus maar zitten, die vinden we te lelijk.’
Verder verbaasde het me dat het blijkbaar ‘gewoon’ was, zo’n mollige baby. Echte baby’s zijn vaak veel te dik.

Sommige mensen zetten de kerstboom al in oktober in de kamer en de stal wordt compleet gevuld. Zelfs de wijzen staan zich al te verdringen tussen herders en schapen, terwijl het kindje pas maanden later met kerst geboren zal worden. Heel gewoon tegenwoordig, ja. In ons stalletje dit jaar geen vroeggeboorte, gelukkig. De sfeer in onze stal was hooggespannen. We waren in blijde verwachting voor komende kerstnacht. Voor de kinderen was het een bijzonder moment, om middenin de nacht op te staan en naar de kerk te gaan. Bij thuiskomst zouden we het kindje in de stal leggen en daarna beschuit met muisjes eten, want dan was er wel een baby geboren. En niet zomaar een baby. Een groot feest zou het worden!

Buiten was het donker toen jij het gordijn een klein stukje opzij schoof.
‘En?’ vroeg ik hoopvol.
‘Nat,’ zei je ernstig.
‘Oh,’ zuchtte ik. ‘Ik hoop dat het straks wel droog is, als ik met de hond naar buiten moet.’
De afgelopen week had het de hele week gestormd en de gierende wind had plaats gemaakt voor fikse regenval. Het weer hebben we niet in de hand, dat was nu eenmaal altijd wat het was, kerst of geen kerst.
Voor mij was dit dan meteen een antwoord op een Grote Vraag, één die iedereen zichzelf ooit zal stellen. We willen alles in ons leven designen, naar eigen smaak inrichten, controleren en in de hand houden. We willen alles plannen, maar het loopt altijd anders. Wanneer we merken dat niets gaat zoals gepland dan komt het moment dat we beseffen dat wij helemaal niets te zeggen hebben. Eigenlijk hebben we nergens werkelijk controle over. Het is niet aan ons. Mensen schieten dan pas in de échte (kerst)stress zoals door velen in die donkere dagen wordt ervaren…
Maar is het niet Jezus die rust en kalmte brengt? Een vredige landing maakt in onze stal? Ons leidt door het leven en onze moeilijkheden? Hoe hard men het ook ontkent, we hebben Hem wel nodig, zegt jouw vriend Chris altijd.

Ik werd uit mijn overpeinzingen gewekt.
‘Ik heb gehoord dat het de natste kerst ooit wordt,’ zei je.
Ik dacht na over wat je net zei. Je zat daar met je foute kerstpyjama half opengeknoopt. Ik keek naar je en zag dat je grote moeite had een lach te onderdrukken.
‘Hè, echt? De natste kerst ooit?’ herhaalde ik, nog wat afwezig.
Breed grijnzend keek je me aan en knikte bevestigend.
‘Hm, hm. Nat, ja. Heel nat.’
Oh, oh, dacht ik, begint dat nu al zo vroeg op de ochtend? Ik voelde de bui al hangen… Jij dacht vast dat ik je niet doorhad? Waar je met je foute grapjes op aan stuurde? Als dáár geen nattigheid van kwam…
Ik deed alsof ik je opmerking heel serieus nam. Zo serieus mogelijk, zei ik dat ik het heel begrijpelijk vond allemaal.
‘Kijk, zo zie je maar. We kunnen alles willen regelen, maar er zijn zoveel dingen die we gewoon niet in de hand hebben,’ zuchtte ik. ‘Zo valt ons hele kerstfeest in het water. Heb je zo vroeg in de ochtend nog meer nare weerberichten voor me? Dat we geen witte kerst hebben dit jaar, zoals de afgelopen jaren ook al niet het geval was, daar zijn we inmiddels wel aan gewend, maar de natste kerst ooit… En het leven is al zo nat, een tranendal!’ zei ik overdreven getergd.
Misschien had je een knuffel verwacht, maar niet dit. Ik probeerde niet te lachen, maar je merkte dat toch op en had in de gaten dat ik er net zo goed een dolletje van maakte. Ik snapte heel goed waarin jij zin had.
‘Ach,’ zei je. ‘Wanneer het buiten regent is het binnen extra gezellig.’
Dat was voor mij geen Grote Vraag! Ik was het met je eens en vond het een mooi plan voor de natste kerst ooit. Wat hadden we het gezellig samen met kerst onder onze Melkweg, waar in deze tijd één ster aan de hemel hartstochtelijk feller brandde, om ons de weg te wijzen naar de stal van ons leven. De stal waar de Liefde woont.

Toegift: verwarmende kerstwens
Kom Heer, ook in onze stal en breng ons liefde.
Moge onze lieve Heer, Jezus Christus, de harten van de mensen verwarmen en in vuur en vlam zetten. Moge de Heer een onblusbaar vuur van liefde ontsteken in ons hart en ziel. Wakker het aan, opdat we kiezen voor liefde, nu en telkens weer.
Dank U lieve Heer, onze God en Verlosser.
Welkom in de stal.
Amen.

 

Doktersbezoek

 
Het was een tijd geleden dat ik een dokter nodig had. Inmiddels was alles veranderd daar. Mijn huisarts, die ik al die jaren had bezocht, was zelf ziek geworden en, voor zover ik uit een grote overlijdensadvertentie in de krant had vernomen, was de beste heer veel te jong overleden. Toen ik het las dacht ik nog even, sjonge jonge, het moet ook wel een zwaar beroep zijn dat je al die zieke mensen beter moet maken en, erger nog, al die ellende van de mensen moet aanhoren. Zó zwaar dat je er gewoon zelf een stuk eerder van gaat hemelen.
Mijn oude dokter had een zoon die zo dapper was om net als zijn vader dokter te worden. Ik dacht, gek hè? Ja, dan lijk je wel gek, maar ik had er tegelijkertijd grote bewondering voor. Gelukkig had ik daarna een paar jaar helemaal geen dokter nodig en intussen was de praktijk van mijn dokter overgenomen. Ze waren verhuisd naar het nieuwe gezondheidscentrum, waar alles gedeeld werd met andere dokters. Een andere huisarts, een tandarts en zo’n moderne mondhygiënist, een pedicure, een sportmasseur. Alles onder één dak. Gemak dient de mens, stond er in de krant. O ja, de apotheek zat er ook, handig!
Alles was er nieuw en fris. Het centrum was voor mij wel iets verder lopen, maar ja, een wandelingetje houdt een mens immers jong en gezond, had ik eens gelezen. Dat is nou precies de bedoeling van wanneer je naar de dokter gaat, dat je dan gezonder thuiskomt.

 

Als die dokter van mij dan toch dood was, dan kon ik beter deze nare situatie op een positieve manier oplossen. Tot dusver had ik van dat hele gezondheidscentrum niets gezien, maar ik was tegen een probleem aangelopen, zomaar van de ene op de andere dag. Ik dacht, hè, wat is dit nou? Waarom doet mijn lijf raar?
Wat was er nou? Van de ene op de andere dag kon ik mijn urine niet meer ophouden. Uiterst vervelend natuurlijk. Gênant ook, vooral om bij een onbekende dokter te gaan vertellen. Ik vond dat ik wel moest gaan, want wanneer ik met mijn hondje ging wandelen had ik al in mijn broek gepist voor ik de straat uit was. Ik liep al kortere rondjes, maar dat is voor mijn hond niet leuk natuurlijk, die houdt dan veel te veel energie over en bijt thuis de bank stuk.
Voor de zekerheid pakte ik mijn fiets, daarmee was ik sneller.
Het nieuwe centrum bleek groter dan ik had gedacht. Eerst zocht ik een balie om me te melden voor mijn afspraak, maar een balie vond ik niet, de wachtruimte gelukkig wel. Het zag er allemaal pico bello uit, zoals mijn buurvrouw altijd zegt als ze het huis heeft gepoetst. Pico bello, alles nieuw en keurig. De wachtruimte was erg ruim. Misschien omdat er voor het hele centrum maar één wachtkamer was, dacht ik. Ruimteverspilling leek het, want het was helemaal niet druk. Ik was gewoon de enige die zat te wachten. Mijn gedachten gingen uit naar mijn nieuwe dokter, de zoon. Ik had berekend hoe oud hij zou zijn en dat was zo ongeveer mijn leeftijd en ik kreeg het meteen warm. Ja, de zoon moet van mijn eigen leeftijd zijn, misschien niet eens getrouwd. Ik ritste mijn jas los. Ik voelde ook mijn slipje nat worden van de urine, gelukkig maar een paar druppels. Het blijft gênant, hè. Ik snapte gewoon niet waar mijn lijf nou mee bezig was.

 

Toen kwam er een hoofd de wachtkamer ingestoken.
‘Volgende. Komt u maar mevrouw,’ sprak het hoofd.
Verbaasd keek ik op en toen om me heen. Ja, meneer zal mij wel bedoelen, dacht ik. De dokter had haast of zo, want hij was al weg. Ik werd er alleen maar meer onzeker door. Ik wilde het natuurlijk een beetje voorzichtig brengen. Uit ervaring weet ik dat dokters drukke mensen zijn en je meestal niet voldoende hebt aan tien minuten. Ik had in ieder geval nooit genoeg aan tien minuten.
Zijn kamer was ruim en licht, maar het zag er zo anders uit dan die oude praktijk. Misschien was dit dan modern, dacht ik. De behandelstoel stond hier wel heel erg in het midden. Ik dacht, oké, dat is dan ook nieuw. De haastige dokter wilde mij misschien meteen onderzoeken. Dat vond ik apart.
Ik keek naar de zeer knappe en aantrekkelijke man voor me. Hij droeg een geruit bloesje zoals iedere dokter die ik ooit in mijn leven heb gezien. Zijn gebronsde en gespierde armen staken uit de korte mouwen. Het was een mooie nazomer en nog steeds lekker buiten, maar het leidde me af. Dat grote lekkere lijf van hem met die spierballen die zijn bloesje strak trokken trokken mijn aandacht. Ik voelde me ongemakkelijk. Ja, ik wist wat ik moest gaan uitleggen wat de klachten zijn, en dat op mijn leeftijd van net veertig plus. Klachten voor bejaarde vrouwen, had ik altijd gedacht.

 

Omdat deze dokter zoveel haast leek te hebben, wilde ik zijn kostbare tijd niet teveel verspillen. Tien minuten is ook gewoon te weinig, dacht ik. De dokter nodigde me meteen uit op de behandelstoel. Ik dacht, als ik dit had geweten dan had ik wel om een vrouwelijke dokter gevraagd, die werken hier ook. Maar ik was er nu toch.
‘Heeft u klachten, mevrouw?’
Nu ja, toen maakte ik dus een grote vergissing. Ik dacht, ik heb maar tien minuten om mijn verhaal te doen en stak meteen van wal. Ik was was zeer trots dat ik het durfde te vertellen tegen deze vreemde nieuwe arts en deed alles in geuren en kleuren uit de doeken. Ik vertelde van de overvloedige lekkage bij me en hoe naar dit alles wel niet was. Ik vertelde over wat ik gehoord had van de buurvrouw en wat de oorzaak kon zijn. Ik vertelde mijn hele bevallingsverhaal, van toen ik ontzettend was uitgescheurd en dat naaiwerk om het weer dicht te krijgen. Ik zei de dokter dat ik niet verwacht had zo te gaan lekken en dat ik echt niet wist hoe mij dit nu zo plotseling kon gebeuren. Ik was blij, want ik zag de gehaastheid verdwijnen bij de dokter. Hij leunde zelfs rustig achterover en keek me vriendelijk aan, met zo’n mooie lach die ik ken van de reclames voor tandpasta’s. Ik was blij, ik kreeg gewoon tijd van deze lieve man. Zoveel tijd als ik nodig had. Ik kon zelfs vertellen over mijn hondje en nog enkele andere heel persoonlijke zaken waarvan ik dacht, ja het is toch een dokter en tegen zo iemand kun je gerust alles wel vertellen. Ik voelde me steeds meer op mijn gemak. De dokter had een broodje uit zijn la gepakt en at het rustig op.

 

Toen ik mijn hele verhaal had gedaan haalde ik een keer diep adem en keek de dokter verlangend aan. Doe er maar wat aan en maak me beter, dokter, zo’n blik. Hij had me in eerste instantie weer lachend aan gekeken. Die mooie rij tanden straalde me toe. Ik dacht nog, wat een gebit, sommige mensen hebben ook alles mee. Hij keek me ernstig aan en zei, met een diepe zucht:
‘Vervelend, mevrouw, ik vind u wel wat jong voor zulke klachten.’
Ik knikte maar wachtte af wat hij nog meer zou zeggen. Hij leek naar woorden te zoeken.
‘Voor zover ik weet komt dit soort dingen vooral voor bij oudere mensen.’
Ik kreeg het snikheet, het was misschien wel ernstig.
‘Ik kan u eigenlijk maar één advies geven. In de stad hier zit een specialist…’
Ik slaakte al een zucht van verlichting. Een specialist, dacht ik, die is gespecialiseerd en kan het vast oplossen. Ik keek hem gespannen aan. Ik heb dus echt een serieus probleem en hij stuurt me door naar een specialist, mooi.
‘…waar ze u in ieder geval kunnen voorzien van een passende bril. Dat zal voor u, denk ik, een hoop nare en gênante situaties kunnen voorkomen.’
Hij stond op en kwam dichterbij. Op zijn smartphone liet hij een specialist zien. Toen pas zag ik zijn naamkaartje. Ik zag zijn naam staan met daaronder een onverwacht woord. Van de schrik liet ik wat plas lopen…

 

Klachten gaan vaak vanzelf over, zo had mijn oude dokter vaak gezegd. Zo ook deze klachten, dus. Veel sneller dan ik verwacht had. Het bleek een kleine buikgriep te zijn die op de een of andere manier iets deed met de urinewegen. Al snel kon ik weer lekker droog wandelen met de hond. Ik had wel een bril gehaald. Dat was eigenlijk zo verkeerd niet. Ik zag alles scherp en liep lekker in de zon met mijn hondje toen hij kwam langsfietsen, de tandarts van het gezondheidscentrum. Ik herkende hem aan zijn brede lach met perfecte rij blinkend witte tanden. Ik kleurde rood. Ik dacht, die zal wel denken daar heb je dat zeikwijf met haar urineverlies. Hij zwaaide vrolijk naar me. Ik kon wel in de grond zakken, maar stak mijn neus in de wind. Ik dacht, gelukkig zijn die klachten over, maar dat weet hij natuurlijk niet. Tja, iemand kan ook niet overal van op de hoogte zijn, hè? Intussen was ik blij dat mijn oude tandarts nog leefde.

26 – Verlichting

Al een paar dagen werd ik verrast door de invallende duisternis, terwijl ik echt was vertrokken toen het buiten nog licht was. Angstvallig was ik op de stoep gaan lopen in plaats van midden op de fietsstraat, zoals gewoonlijk. In het donker zie ik niet zo goed, dat is hinderlijk vervelend. Een paar keer schrok ik van langsrazend verkeer omdat ik ze niet op tijd had gezien. Ik was me bewust van het feit dat ze mij, gehuld in mijn lange zwarte jas, óók niet goed konden zien. Onze hond was nauwelijks zichtbaar vanwege zijn donkere vacht. Meid, wat ben je suïcidaal bezig, dacht ik.
Toen ik het je thuis vertelde schudde jij je hoofd, maar maakte je niet druk.
‘Het komt wel goed schatje,’ zei je.

Vanavond was het weer mijn beurt voor de avondwandeling. Blijkbaar wilde jij mij niet zomaar laten gaan en kwam achter me staan voor een kusje in mijn nek. Ik voelde gefrunnik op mijn rug en bij mij nek, gevolgd door het kusje. Opnieuw ging ik het duister in om als een soort kamikazepiloot mijn leven te riskeren. Eigenlijk zou ik lampjes moeten kopen, dacht ik een paar straten verder.

Het was etenstijd en er was geen hond op straat. Nu ja, bijna dan. Helaas zat mijn hond niet in het schijnsel van een lantaarnpaal te poepen, wat betekende dat ik moest zoeken naar de grote boodschap. Precies op dat moment klonk een groet. Het was een ander baasje. Ik werd gezien! Mooi, dacht ik, lampjes bleken dus niet noodzakelijk.

Bij het laatste huis van de wijk stapte een man uit zijn auto. Hij droeg een ouderwetse regenjas en zette een hoed op zijn hoofd. Hij groette en wel bijzonder hartelijk.
‘Avond, heer, weertje hè!’ zei hij met zijn opmerkelijke accent.
‘Ja, heerlijk weertje,’zei ik. ‘Goedenavond.’In het voorbijgaan gniffelde hij. Wat is dat nu, dacht ik, lacht hij me uit? Ik haalde mijn schouders op, maar begreep er niks van. Ik zette de pas erin.

Op de terugweg naderde ik het frietkot. Daar was het druk en er stonden veel geparkeerde auto’s. Ik zag mezelf in de autoruiten en begon te lachen. Ik zag wat jij thuis had gedaan, met jouw gefrunnik achter mijn rug. Ik zag jouw fietslampje knipperend op mijn rug bungelen. Je wilde duidelijk langer van mijn aanwezigheid genieten en mij veilig over straat laten gaan. Over dat lampje had ik eerder grappend gezegd dat het red-light-district er niets bij is en had hard gelachen om mijn foute grap. Nu zag ik mezelf voorbij knipperen. Het lampje was inderdaad niet te missen. Bij het frietkot stonden bijna alleen maar papa's die, blijkbaar, op zaterdagavond moesten koken. De gezinszakken friet vlogen de tent uit. Terwijl ik wachtte op weer een plasje van ons hondje, vond een der vaders het nodig om een opmerking te maken over de felle verlichting op mijn rug.
‘Zo dame, je bent goed zichtbaar! Valt wel op, hè!’
‘Ja, valt zeker op,’ vond een ander.
‘Mooi rood lichtje,’ werd er ook gezegd. Iedereen vond er wat van en ik voelde me ongemakkelijk.
‘Het is wel een achterlicht, heren. Die zijn altijd rood,’ zei ik.
De hond had ineens zijn zinnen gezet op een volgende paal en ik liep door.

Ik moest aan je denken. Ondanks de lollig bedoelde opmerkingen was ik toch blij. Blij met jou en je goede zorg voor mij! Tevreden was ik en dankbaar om met jou verlicht te mogen leven onder onze grote Melkweg. Helder verlicht door onze liefde en... een of ander fel, knipperend, rood achterlicht op mijn rug.

Jij had dat knipperende licht al zien aankomen en zwaaide de voordeur open.
‘Dag, schatje. Fijn gewandeld?’ vroeg je grijnzend. Ik vertelde je over mijn wandeling en de ontmoetingen.
‘Je had echt niet door dat er een lampje op je rug hing?’ vroeg je. ‘Dat je dat nog steeds niet door had, toen je bij het laatste huis van de wijk was!’ Het verbaasde je. ‘Die man met zijn regenjas en hoed groet ik bijna iedere keer als ik de avondwandeling maak. Misschien herkende hij het lichtje op je rug en dacht hij dat ik voorbij kwam. Dat zal best even schrikken zijn geweest voor hem,’ lachte je geamuseerd. ‘In plaats van een man als ik was het een kleine dame zonder baard.’
‘Ja, ja,’ knikte ik. Wat mannen toch grappig vinden.

Gebed om vergeving

Vergeef me Heer
Wanneer ik pijn deed
Vergeef me
Zo naakt
Bedoel ik niets
Gemeens mee
Vergeef me
Dat ik zo voor U ben
Mijn hart zo
Verliefd en week
Vergeef
Mijn hart en ziel alleen

Ik kniel zonder opsmuk
Voor U
Zie me aan
En heb me lief
Heb mijn lichaam en ziel
Innig lief
Meer vragen gaat niet
Ik zie en voel
Uw hand
Rustend op mijn hart
U brengt
Intense vrede
Goddelijk goed

 

Alles uit Uw hand
Is goed
U beweegt me
Nodigt uit
Ik vraag het U
Steeds weer
Ik heb U nodig
Vergeef me lieve Heer
Vergeef me alsjeblieft
Oh God vergeef me

 

Dank U Heer
Amen

Jezus’ lieveling

Voor wie vragen naar mijn naam
Heet ik JFH
Wie mij kent
Ziet alleen maar liefde
Zegt terecht: kijk hier is je zus

Ik kom in Vrede met mijn liefde
Heb om niet ontvangen
Geef op goed gevoel weer door
Heb je onophoudelijk lief
Zo spreekt JFH

Wie denken jullie dat ik ben?

Mijn Vader is als een Reus
Mijn Moeder een hemelse koningin
En ik ben serieus

Jezus' lieveling