Alle begin is moeilijk, zegt men weleens. Onlangs moest ik denken aan toen we nog maar net bij elkaar waren. Wat waren we verliefd. Er waren momenten dat het leek alsof we samen waren gevangen in een soort bubbel, een luchtbel, jij en ik. Tot grote ergernis van omstanders.
‘Hè, wat?’ vroeg jij, dromerig opkijkend. Het was een wonder dat er überhaupt nog informatie onze bel kon binnendringen.
‘Of jullie wat minder klef kunnen doen?’ zei een van mijn zussen nadrukkelijk. Kennelijk ergerde ze zich aan ons, maar wij trokken ons er weinig van aan. Dat er tijdens een familievakantie, tussen de koffie en de koekjes door, werd gezegd dat ‘een tent nu eenmaal niet zulke geluidsdichte muren heeft als de slaapkamer thuis’ en ‘dat sommige mensen dat lijken te zijn vergeten’, geneerde me eerlijk gezegd wel. Ik heb er daarna best nog een tijd over nagedacht. Ik bleef me afvragen wat het dan precies was, waaraan men dan aanstoot nam? Naar ons idee waren we helemaal niet klef, we raakten elkaar zelfs nauwelijks aan, vond ik.
‘Ja, veel te weinig,’ beaamde jij, waarna je me stevig vastpakte en voorzichtig een paar kleine kusjes in mijn nek gaf. Dat mijn familie hiervan walgde, snapten we niet. Mijn familie had grote moeite met adequaat emoties tonen, behalve de walging van andermans genegenheid.
‘Heel opmerkelijk,’ vond jij.
Sommige herinneringen zijn min of meer aan andere gekoppeld. Ook een soort van klef. Ik herinner mij nog goed onze eerste oud en nieuw samen. Althans, het was niet helemaal met zijn tweeën, want we vierden het bij jouw familie. We zaten keurig naast elkaar op de bank en keken elkaar af en toe vanuit onze ooghoeken aan, handje vasthouden, dat was het. Zelfs mijn familie zou het niet klef hebben gevonden. Dat ik hevig naar je verlangde was niet zichtbaar, hoopte ik.
De tv stond de hele avond aan. Waar we bij mijn familie vast en zeker verplicht hoogdravend cabaret hadden moeten meekijken, was het bij jouw familie een of ander suf sportpraatprogramma. Het was een terugblik op het afgelopen jaar, toevallig voornamelijk voetbal, waar we beiden niets mee hadden. Ik vroeg me af waarom zoiets in godsnaam op Oudjaarsavond werd uitgezonden, maar het zal vast ergens logisch zijn. Er waren leukere dingen op tv, maar ik liet het maar. Alles was nog zo pril en het voelde toch iets ongemakkelijk. Uiteindelijk was het je zusje, die later langskwam, die ingreep.
‘Waar kijken jullie nou naar! Pa, wat is dit voor programma?’ Ze nam hem resoluut de afstandbediening uit handen.
‘Oh,’ zei je moeder vanachter haar breiwerk. ‘Je vader heeft iets ontspannends willen uitzoeken.’
‘Sport? Wat ongezellig, waarom dan sport, het is oudejaarsavond!’
‘Eh…’
Toen bekenden jouw ouders dat je vader iets had willen aanzetten om het ijs te breken, als een soort visueel behang, iets dat de conversatie niet hoefde te storen maar ook niet alle aandacht vroeg.
‘Altijd even wennen…’ glimlachte je moeder, terwijl ze naar mij knikte. ‘…met een nieuw familielid erbij.’
Achteraf bleek dat je vader feitelijk geen flauw benul had hoe de tv werkte. Er waren drie afstandsbedieningen, een kastje voor de tv en een soundbar. De enige zender waar je pa een beetje verstand van had was de sportzender, omdat die onder een sneltoets stond geprogrammeerd, maar daar was deze avond dus alleen maar saai gepraat, er was niet eens echt voetbal. Je vader had het niet zo op nieuwe dingen. Dat ik als ‘nieuw ding’ in de kamer zat was toch al uiterst ongemakkelijk en al helemaal op oudjaarsavond. Zo was het dus ook bij jouw familie in het begin: aftasten.
Uiteindelijk tastten wij die avond ook heel wat af. We hadden ons bewust afgezonderd. Jij liet je handen de vrije loop toen we samen in de keuken stonden, ongeveer tien minuten voor twaalf. Mijn verlangen naar jou was intussen bloedheet geworden. Jouw handen voelden als een groots geschenk, een bevrijding. Zo stonden wij daar samen in de keuken, de minuten af te tellen. We knuffelden maar wachtten met een kus. Wat verlangde ik enorm naar jouw kus! We zouden het nieuwe jaar vurig kussend ingaan, dat was ons goede voornemen. Op tv klonk nu een luid aftellen. Ik hoorde jouw familie op de achtergrond vanuit de woonkamer babbelen.
Om de een of andere reden lopen sommige dingen vaak anders dan gepland of verwacht. Jij en ik stonden vlakbij elkaar, de handen ineengevlochten, te wachten op twaalf uur. Precies op het moment dat het vuurwerk begon te klinken en onze lippen nog maar centimeters van elkaar waren verwijderd, kwam je vader de keuken binnen stappen en vloog mij amicaal om de nek. Smak, smak, ik kreeg op iedere wang een zoen.
‘Gelukkig nieuwjaar, meid,’ zei hij joviaal.
Eenmaal weer thuis vroeg ik: ‘Hoe heb je dat nu kunnen laten gebeuren? De eerste kus van dit nieuwe jaar kwam van je vader!’
Je had me schaapachtig aangekeken en je schouders opgehaald.
‘De rest van de nacht samen met jou, dat gaat hij me niet meer afnemen. En daar gaat het toch om?’ Je glimlachte geheimzinnig. Je bleef naar me kijken met je verliefde ogen, terwijl je me stevig tegen je aandrukte. Zo werd het toch nog ‘onze’ eerste nieuwjaarsnacht samen, onder de Melkweg, die helder twinkelde van vreugde bij zoveel passievolle liefde. Lekker klef.
De volgende middag waren we op bezoek bij mijn familie en keken we over de rand van een glas schuimende champagne.
‘Appelbeignetje? vroeg mijn vader uitnodigend. Hij ging met een schaal rond waarop kleverige, onappetijtelijke appelflatsen lagen tentoongesteld.
‘Nee, dank je,’ zei mijn zus. ‘Veel te klef.’
Ze had gelijk. Het enige wat ooit écht klef was waren appelbeignets die na een nacht op een schaal in kleine plasjes kaneel lagen. Hoe vaak had ik niet gezien dat iemand zo’n ding at, met het vettige kaneelsap druipend vanaf de oren, over de kin en op de kleding. Dat je op één januari beter van die dingen kon afblijven, dat wist iedereen toch wel?
‘Dát is pas klef! Niet te vergelijken met ons,’ zei ik je later. Waarop jij één van je wenkbrauwen optrok en hartelijk begon te lachen.
‘Onbegrijpelijk inderdaad. Wij zijn niet zó klef!’