9 – Even zoeken

Ik zocht iets. Het was zo’n klein ‘dingetje’ waarvan ik – hoe onhandig! – de naam niet meer wist. Ik kon er gewoon niet meer opkomen maar wist wel waar dit onvindbare ‘dingetje’ voor nodig was. Je kan er zo handig iets aan iets anders vastmaken, maar dat hielp me nog steeds niet. Het ding was kwijt en ik haalde er heel wat voor overhoop om het te vinden, want ik ben niet zo geordend als jij.
Met grote passen en luide stem kwam je aanlopen. ‘Waarom maak je zo’n herrie?’
Je keek een ogenblik rond. ‘En waarom maak je er zo’n bende van? Dat heb ik gisteren allemaal al opgeruimd!’ riep je.
Zichtbaar ontdaan tierde je tegen me, terwijl je vlakbij me stond. Het overviel me nogal en eerlijk gezegd vond dit een onredelijke reactie, want ik zou het deze keer heus opruimen.
Maar de pijn zat veel dieper begreep ik, toen je een lading verwijten over me uitspuugde waar je u tegen kon zeggen. Het was me nogal een opsomming, rauw op mijn dak.
Was dit wat men bedoelde met het zwarte randje aan iedere relatie? De eerste tekenen van scheuren in een liefdevol hart? Een stukje rouw om een verlies? Het was mij allang duidelijk dat keuzes en overwinningen gepaard gaan met een verlies. Soms raak je wat kwijt, samen. Vaak weet je niet eens wat het is dat je kwijtraakt en ga het dan maar eens zoeken. Was deze tirade dan het grote verlies van wederzijds begrip en verdraagzaamheid? Het deed me pijn dat jij er zo boos stond te zijn.
Er was maar één juiste reactie. Ik kwam tussen de stapels en bergen rommel vandaan. Ik zei niets, deed mijn armen wijd en gaf je de stevigste knuffel die ik je kon geven.
‘Ik kan het even niet vinden,’ zei ik je.
Zonder het over hetzelfde te hebben verstonden we elkaar toch heel goed. Beiden kenden we het gezegde ‘wie zoekt die vindt’. Jij hield mij vast en ik keek over je schouder. Door mijn tranen heen zag ik ineens dat kleine ‘dingetje’ dat ik zocht! Het lag daar ineens, zomaar, in de hoek van de kamer. Het was een klein wonder dat het me überhaupt opviel, dat kleine ‘dingetje’. En ik wist ook weer hoe het heette.
‘Daar ligt het!’ riep ik enthousiast.
‘Wat?’ vroeg jij.
‘Een veiligheidsspeld,’ zei ik. ‘Hè, dat ik daar nou de hele tijd niet op kon komen! Veiligheidsspeld…’ Veiligheidsspelden zorgen voor een vorm van verbinding en dat was precies wat ik nu nodig had. Kennelijk had ik die hoek van de kamer met zoeken overgeslagen.
‘Als ik jou niet had vastgepakt, had ik het vast nooit teruggevonden,’ zei ik en hoopte dat je mijn dankbaarheid van mijn gezicht kon aflezen.
‘Soms zoek je naar een speld in een hooiberg,’ zei je.
‘Een veiligheidsspeld.’ Ik durfde voorzichtig te glimlachen.
Je zei dat het heel toevallig was dat jij precies op hetzelfde moment, toen we elkaar vasthielden, ook iets terugvond wat jij miste.
‘Het was er eigenlijk al die tijd al.’ Het had in de lucht gehangen, ergens tussen onze lichamen en de omhelzing in, biechtte je op. Je stond er als een kleine jongen bij, met betraande ogen. ‘Nooit ver weg.’
Onze liefde is niet ver te zoeken, volgens jou, maar soms zo onzichtbaar voor onszelf dat we de moed verliezen bij de gedachte te moeten zoeken. Dat was ik met je eens. De liefde was nooit eerder zo dichtbij als op dat moment, voelden we. Wanneer je blind bent doe je alles op de tast, met emoties en op goed gevoel, rechtstreeks vanuit het hart. Van hieruit moesten we het weer kunnen vinden samen.
Dit soort kwetsbare momenten zijn er ook, in onze relatie. Waar wij samen als blinde holenzalmen ronddolen, zwervend over een aarde die zweeft in het immens grote heelal, onder onze melkweg.
Nietig, zoekend en tastend in het duister.
Ook al had je het gisteren reeds opgeruimd, toch hielp je me de stapels en bergen rommel die ik had gemaakt, op te ruimen. Van zwarte randjes en herrie was geen sprake meer. De liefde laat ons niet blind dwalen, maar geeft ons de kracht om samen, als blije guppen, te zwemmen tegen alle stromen in.