Het was weer zo’n nacht dat er onaangekondigd aan het spoor werd gewerkt. Ditmaal bleef het niet bij alleen maar het spoor, maar had iemand besloten óók de hele Spoorstraat mee te pakken.
‘Waarom ook niet?’ verzuchtte ik hardop.
Tot een paar jaar geleden ontvingen we nog brieven als men in de nacht ging werken. De laatste keren kwam onze buurvrouw, een serieuze zeurkous, de dag erop onaangekondigd bij ons klagen over de herrieschoppers van het spoor.
Deze avond waren er dus weer werkzaamheden. Jij was moe, had je gezegd en ging die avond vroeg naar bed. Voor mij werd het een lange avond. Eerst had ik de kinderen naar bed te brengen en daarna de vaat te doen, vervolgens de hond uitlaten en nog even naar mijn presentatie kijken. Een druk programma vond ik.
Bij de werkzaamheden nam men het niet zo nauw met de hoeveelheid lawaai. Het aantal veroorzaakte aantal decibels was vast meer dan wettelijk toegestaan. De herrie was duidelijk een vorm van ernstige overlast.
Toen ik aan het einde van de avond boven kwam en jou slapende verwachtte werd ik verrast. Je zat rechtop in bed met je hoofdtelefoon op. Je keek als een oorwurm.
‘Hey,’ zei ik. ‘Slaap je nog niet?’
‘Dat zie je toch?’
‘Dat zie ik inderdaad. Wat een lawaai, hè?’
‘Hm,’ knikte je.
Ik keek zo vrolijk als ik nog kon.
‘Ik kom bij je, dan hoef je niet alleen te mokken,’ gniffelde ik.
Tijdens het uitkleden bedacht ik me en pakte een cd’tje uit de kast. De muziek kwam nauwelijks boven het lawaai uit. Toch was het luid genoeg om erop te kunnen dansen. Toen ons favoriete nummer klonk deed je een ondeugend voorstel.
‘De hele nacht dat getetter door de slaapkamer. Zij denken misschien dat omwonenden dat lawaai leuk vinden, maar andersom, zouden ze dat ook leuk vinden?’ Je wachtte mijn antwoord niet af. ‘We kunnen natuurlijk proberen die herrie te overstemmen.’
Juist toen ik wilde vragen hoe je dat dan voor elkaar wilde krijgen, was je al begonnen met je handen te bewegen naar plaatsen waar alleen jij mag komen en werd je voorstel ‘werk in uitvoering’.
Ik weet niet hoe het kon, maar die nacht sliepen de kinderen gewoon door.
‘Wat een herrieschoppers vannacht, hè?’ De buurvrouw kon er niet over uit. Ze had geen oog dichtgedaan. ‘De volgende keer mogen ze dat wel even laten weten, dat ze bezig gaan,’ vond ze. Ze sopte haar Marie-biscuit in de thee.
Wij knikten allebei. ‘Ja, inderdaad. Hoe konden ze! De herrieschoppers.’
‘En dan die bouwlampen! Een schande, lichtvervuiling, er was geen sterrenhemel meer te zien,’ klaagde de buurvrouw.
‘Nou, ik anders wel. Sterretjes… Hemels…’ Ik nam gauw een slok thee.
Je gaf mij een knipoog.
‘Precies, geen oog dichtgedaan,’ zei jij en we hapten beiden snel in ons kaakje om maar niet te lachen.