5 – Ons bouwvalleke en de bouwkeet

Het was in de periode dat wij een poosje in een keet woonden. Deze stond op de oprit van ons nieuwe huis. We hadden een klein boerderijtje op de kop weten te tikken. Een klusboerderij, zo noemde jij het optimistisch. Een opknappertje. Voor mij heette ons nieuw onderkomen voorlopig ons bouwvalleke.
Wij hadden een kleine bouwkeet tot tijdelijke woning verklaard. Het verbouwen was een projectje voor ons samen. We waren beiden zeer enthousiast over de aanstaande samenwerking, ondanks dat meerdere vrienden ons dringend ontraadden om samen te klussen.
‘Dat is gedoemd om te mislukken,’ zei een gescheiden vriend.
Onze relatie had al best wat te verduren gehad. In de voorbije maanden was het soms moeizaam gegaan. Natuurlijk hielden we dapper vol. We werkten zonder veel problemen samen en er viel nauwelijks een overtogen woord. Jarenlang klusprogramma’s kijken leek nu zijn vruchten af te werpen. Ik voelde me met de dag meer een echte klusser worden. Tot die dag dat ik, volgens jou, letterlijk onze droom aan diggelen sloeg. Dat ons bouwvalleke daarvoor óók al een bouwval was, liet je buiten beschouwing wanneer je anderen erover vertelde. Het begon allemaal zo goed…

Het was een zomerse maandagochtend en jij was chagrijnig, vond ik. Het waren roerige nachten in die snikhete keet. Vooral jij kon er niet goed slapen en dat werkte duidelijk op je humeur.
Na het opruimen van het puin van gisteren was het tijd voor iets dat jij steevast een werkoverleg bleef noemen. Je had megaplannen voor die week. Je vertelde mij precies hoe je het allemaal wilde hebben. Je had staan wijzen op een soort bouwtekening en daarbij druk staan gesticuleren. Ik probeerde zo goed ik kon alles te volgen maar moest ontzettend nodig plassen. Terwijl ik naar de wc liep praatte je gewoon door. Dit halen we weg, daar komt een tussenwandje, hier een verhoging van de vloer en nog wat over slopen. Je had waarschijnlijk ergens naar gewezen en mogelijk lag daar dan de oorzaak van het latere probleem. Ik kon helemaal niet zien wat je had aangewezen, hoewel er nog geen deur zat in het toilet. Ik hoorde je instructies luid en duidelijk, je stem galmde door de kale ruimte.
‘Dat slopen we er dan ook uit, dat klusje mag jij doen.’
Ik dacht dat ik je heel goed had begrepen. Aan een half woord had ik genoeg.
‘Dus dat zijn de plannen, heel mooi!’ zei ik. ‘Helder uitgelegd. Ik heb geen vragen meer hoor.’ Ik begon vol goede moed. Toch had ik, de sloophamer al met beide handen geheven, heel even getwijfeld.
‘Waarom maar even?’ verweet je mij achteraf. ‘Vraag dat soort dingen toch gewoon na!’
Maar goed, na jouw uitspraak dat we iets zouden slopen, had ik mijn mouwen opgestroopt. Met die grote beukhamer mepte ik er op los. Het ging zo fijn, erg gemakkelijk. Fijn ook dat ik op deze manier wat agressie kwijt kon.
‘Nee, niet die muur!’ schreeuwde je in paniek.
‘Waarom niet?’ Ik sloeg onverstoorbaar door. Pats, pets. Iedere klap was raak. De bakstenen sloegen tegen de grond. Jouw antwoord verstond ik niet eens. Met een paar laatste flinke meppen sloeg ik de muur aan gort.
‘Tada!’ Een kort moment stond ik trots te kijken.
‘Dat is een draagmuur!’ riep je boos terwijl je naar mij toe beende.
‘Wat is een draagmuur?’ vroeg ik schaapachtig.
Je greep me bij de arm. ‘Kom mee.’
Het huis begon te kraken. We moesten als de wiedeweerga dekking zoeken voor de hele boel instortte. Met een geraas dat ik alleen van actiefilms kende kwam de halve bovenverdieping van de boerderij naar beneden zetten, compleet met stofwolken.
Je was woest geweest en weigerde met mij te praten. De verzengende hitte had onze ruzie nogal opgedreven. Toch moesten we ‘s avonds weer samen de keet in.
‘De bouwkeet staat nu naast een echte bouwval,’ zei je zuchtend. Ik dacht, dat maakt toch geen verschil want dat was het al, maar jij zei dat het net een ruïne was.
‘Een bouwval is een kans,’ riep ik optimistisch. Jij was te neergeslagen, dit was het einde van onze droom. Je moest de ramp verwerken en was de rest van de middag weg. ‘s Avonds stond je voor me en ik had geen idee hoe het tussen ons ervoor stond. Het bleek dat je al nieuwe bouwtekeningen had gemaakt. Op de plek van de dragende muur tekende je een knusse eetkamer met ruime erker. Zo maakte jij van de nood een deugd.
Er waren altijd wel klusjes te klaren onder de grote sterrenhemel, maar wij hielden het harde werken van vandaag voor gezien. Normaal gesproken hing je iedere avond in je pyjama, of hoe je het ook wilde noemen, op de bank, maar vanavond niet.
‘Het is te warm om iets aan te hebben?’ vroeg ik.
Je keek nog steeds wat onduidelijk en je blik ging over mijn schouder naar onze klusboerderij.
‘Vanavond doe ik lekker niets aan.’
‘Oh,’ zei ik voorzichtig. Ik kon een lach niet onderdrukken. ‘Is dat een dreigement?’
Je blik was vurig en je oogjes begonnen te blinken. Je keek me schalks aan en lachte. ‘Min of meer… Kom hier, gaan we samen keten.’
Er waren klusjes die jij met gemak klaarde. We zweetten wat af, in die snikhete, dampende keet.
Je bleef me verbazen, want zo snel kon jij dat dus, vergeven.