Langs de waterkant lag het karkas
De kraaien krasten in de holle gaten
De lange takken hingen sliertig
Over de kade gedrapeerd treurde ik
Brak het oppervlak met mijn tranen
Stilzwijgend gevloerd omgelegd
Slap als de treurwilger takken
Ontwricht en in de knoop geslingerd
Een duif zweefde aan over de wateren
Troostte diep mijn droef gemoed
Toen ik niets meer kon dan huilen
Begon de Winnaar Zijn liefdeswerk
Hij toonde me ontluikend groen
Hij is die Hij is, mijn Vredevorst
Barmhartige, zacht en zuiver
Ik was bij de wilg met de Eeuwige
Ontwakende mijn morgenzon
Opgestaan, oh schitterend Licht
Hij is die Hij is, heeft zich gegeven
De Weg, de Waarheid en het Leven