Het was een kalme dag met windstil weer. Vooralsnog zag het er zo vredig uit wanneer je naar buiten keek. De warme zon scheen naar binnen en verwarmde ons veilige thuis. Alles was koek en ei. Eerst waren er nog wel een paar kleine wolkjes, maar algauw dreven de laatsten uiteen en verdwenen. Weg. Er bleef een stralende wolkeloze blauwe lucht over en verder was er niets dan rust. Vandaag richtte ik mijn blik dankbaar ten hemel en sprak: ‘Wat is het hier vredig thuis,’ en ik dankte God, de zon, de maan en de sterren en alles boven mij, alles dat groter en hoger is dan ikzelf. Mijn echtgenoot zat in zijn luie stoel onderuitgezakt met een krantje en genoot zichtbaar van zijn vrije tijd en van de serene rust die ons huis omgaf.
Tot het moment dat de kinderen thuiskwamen.
Al binnen een paar minuten nadat de kinderen zich na school huiswaarts hadden gekeerd, werd het hier op slag onveilig. Zonder genade vielen ze aan op de deur, als was het een belegering van een vijandig domein. Ze ramden op de deur met gebalde vuisten. Ze wilden blijkbaar zo gauw mogelijk naar binnen, want het was zwaar geweest op school en dat maakte hen altijd moe en chagrijnig. Dan leken ze op maar één ding uit te zijn: een flink potje oorlog voeren en daarbij alles overhoop halen, zoveel mogelijk rommel maken en ook nu gingen ze zeer doeltreffend en vakkundig aan de slag. Niets bleef gespaard.
Hier werd de vrees van iedere ouder waarheid. Na mijn opmerking of dat nou echt zo moest ontpopte een flinke vete. Het eerste handgemeen tussen onze twee bengeltjes was daarna een feit. Zelfs in een huis waar we pleiten voor Vrede. Ik zeg vast niks nieuws, als ik vertel dat oorlogen tussen mensen meestal thuis begint. Algauw kwam de veiligheid van de lievelingsknuffel van een van de kinderen in groot gevaar. Er werd geschreeuwd en gedreigd met een kinderschaar, dat die vuile rotknuffel een aanmerkelijk kopje kleiner zou worden geknipt. Alleen maar om de zin door te drijven zou die arme knuffel zonder genade aan gort gereten worden. Nu lag wraak op de loer. Het werd het menens. Opnieuw dreigementen maar nu van de ander. Die dreigde ook met onomkeerbare verminking van de favoriete knuffel van de tegenstander, als een gewonnen trofee boven het hoofd zwaaiend.
Zoals ik al schreef, was het niet bepaald liefdevol noch zachtzinnig te noemen. Wij, ouders, kunnen dit begrijpen. 'Moeders weten alles', dat motto kent iedereen hier in huis. Ikzelf ben ook jong en ondeugend geweest en ik heb ook familieleden die net zulke normale deugnieten zijn als de meeste mensen.
Deze eerste aanvaring bleef nog behoorlijk mild. Er vielen nog steeds geen echte gewonden en de EHBO-trommel vol pleisters bleef vandaag, tot zover, gesloten. De vermoeidheid en de honger eisten wel hun tol. Dus ik haastte me in de verzorgingsmodus. Die energievoorraden moesten nodig aangevuld worden. Wat er mis kon gaan, zoals een tafel en een vloer vol geknoeide, plakkerige limonade, dat ging natuurlijk ook mis. Doorgewinterde ouders als wij halen daarvoor gewoon hun schouders op en een doekje overheen. Jammer dat een van de kinderen door de limonade liep en jammerend de hele kamer doorwandelde. Het rampgebied werd daarmee aanzienlijk vergroot. Onderwijl klagend over natte sokken.
Toch dacht ik nog even: 'dit gaat best goed vandaag.'
Ik maakte wel een grote vergissing. Blijkbaar was ik in de totaal onterechte veronderstelling dat ik het recht had, als mama, om op mijn strepen te staan en te mogen eisen dat er fruit gegeten zou worden. Belangrijk voor een goede gezondheid van deze kleine strijders. Ik had mijn best gedaan om al dat gezonds te verzamelen en in kleine hapklare stukjes te hakken. Ik had schaaltjes voor hun neus gezet en ik dacht dat het niet meer dan logisch was dat ze dit eerst zouden opeten voordat ze om iets anders zouden vragen.
Een grote vergissing.
De onderhandelingen waren hevig. ‘Wat doe je moeilijk mama.’ De prijs was stevig. Te duur vond ik. Het kostte veel te veel chocolaatjes en ander snoepgoed naar mijn zin, maar hun vader was te goed voor hen en maakte er dikke vrienden mee.
Na het aanvullen van hun energievoorraden konden ze er weer tegenaan. En flink ook. Het ging er nog erger aan toe dan voorheen. Een paar keer dacht ik, tevergeefs, met een grapje de goede orde te laten terugkeren. Binnen korte tijd escaleerde de boel alsnog zo erg dat papa moest ingrijpen. Ze ramden op elkaar in als kwaadaardige monsterlijke tekenfilmfiguren. Zoiets zie je alleen in cartoons zoals Tom en Jerry, maar dan weet je dat ze niet echt pijn hebben, ondanks die grote roodgloeiende bult op hun hoofd.
Maar de 'verpleegster' werd weggeroepen door een luid rinkelde telefoon. Ik verwachtte een belangrijk telefoontje en ik kon er bijna niets van verstaan, waardoor ik moest vragen om het later nog eens te proberen.
Het was nu echt oorlog in huis.
Het zwaarste moment kwam toen papa als levend schild tussen beide kinderen, die niet meer van ophouden wisten, kwam te zitten. Het was een zware strijd.
Na al deze hevige veldslagen was iedereen ontevreden, want vandaag was er geen winnaar. Volgens de kinderen moest iemand als winnaar uit de strijd komen, natuurlijk. Ze vonden dat er na het avondeten opnieuw gestreden moest worden, maar nu met papa. Ze noemden dit zelf ‘stoeien met papa.’
Die arme papa onderging, op zijn rug spartelend, de nederlaag. Hij schreeuwde het uit om genade. De aanval kwam om beurten en het loog er niet om: dit waren serieuze stoeipartijen met een scheidsrechter die de puntentelling nauwkeurig bijhield. Bij de laatste stoei was het twee tegen één en papa werd gemarteld met de kieteldood.
Toen het bedtijd was riep ik de kinderen naar de badkamer om de tandjes te poetsen. De strijd was gestreden, maar papa bleef stilliggen. Het zag eruit alsof hij van uitputting in diepe slaap was gevallen. Ik ging de schade opnemen. Met geveinsde wanhoop in mijn stem riep ik naar de kinderen: ‘Wat hebben jullie met hem gedaan?’
Papa lag heel stil, maar toen ik dichterbij kwam greep hij me stevig vast en zei knipogend: ‘Je weet ook wel dat ik me niet zomaar gewonnen geef. Kom hier jij, mama! De kinderen hebben hun best gedaan hoor om mij te vloeren, maar jij denkt toch niet dat jij van me wint? Potje stoeien? Nou?’
Ik zag dat de ogen van papa bijna dichtvielen van vermoeidheid. Ik gaf hem innige kus. ‘Tuurlijk schatje,’ glimlachte ik. ‘Ik snap het,' wijzend naar de klok zei ik: ‘Het is...euh, kinderbedtijd.’