Er was eens iets… Het iets was donker en het zat in mijn wasbak. Toen ik het voor het eerst zag, was ik er behoorlijk van geschrokken.
We hadden al wat langer problemen met de afvoer, het putje raakte steeds verstopt. Daarom had ik gewiebeld aan dat ingebouwde dopje, dat de wasbak afsluit zodat er water in kan blijven staan. Dat had ik beter niet kunnen doen. Ineens trok ik die hele dop los en kreeg het ding niet meer terug op zijn plek.
Vanaf dat moment hadden we midden in de wasbak een rond gapend gat naar de diepte. En in dat gapende gat daar zat dus al een tijdje dat donkere iets. Wat deed het daar?
Het woont daar, concludeerde ik een paar dagen later.
Vreemd, ik had nog nooit zoiets gezien, maar ja, normaal gesproken zat daar altijd die dop voor.
Het gat met dat iets erin hield me bezig. Het leek op een wezen. Hoe langer ik ernaar keek, hoe meer afschrikwekkend het werd. Dat donkere iets… wat was het?
Het is een vleermuis, concludeerde ik, weer een paar dagen later. Een soort waterminnende vleermuis, dat moest wel. Het leek precies op een vleermuis. Ik had lang genoeg gestaard naar het donkere iets en ik wist het zeker. Wat het ook was, het leek er zodanig op dat het wel een vleermuis moest zijn. Het had vleermuis oogjes en daarmee staarde het terug. Natuurlijk was het wel een wat vreemde plaats voor een vleermuis. Ik wist dat vleermuizen soms in de spelonken van huizen overwinteren, maar ik had nog nooit gehoord dat er waterminnende vleermuizen zijn, die ook in huis bijvoorbeeld op dit soort plaatsen overwinteren. Precies in de afvoer van mijn wasbak, dat vond ik wel verrassend. Maar het zou zomaar kunnen, vanwege de optrekkende kou in dit jaargetijde, dat ook dit soort waterminnende vleermuizen, net als de meeste dieren, een aangenaam plekje zoeken om te kunnen overwinteren.
Wat er zo aangenaam kon zijn aan deze plek, wist ik niet. Wat is er fijn aan een paar keer per dag een plons spoelwater van het tandenpoetsen over je heen te krijgen? En bij het handen wassen, dat bleef voor mij een raadsel. Zijn er dieren die zomaar tegen zeep kunnen, bijvoorbeeld? Wist ik niet. Ze moeten dan op zijn minst van water houden en zeker waterminnend zijn, dacht ik.
Uit medelijden voor het diertje en bij de gedachte aan de ijskoude freshmint in mijn tandpasta, wilde ik die wasbak, met de inwoner die me zo fascineerde, niet meer gebruiken.
Na een tijdje, een week of wat, begon er wat te veranderen in het gat. De vleermuis had de vorm van een exoskelet aangenomen, het leek nu meer op een afgeworpen slangenhuid.
Op een ochtend, toen de kinderen reeds aan het ontbijt zaten en ik in de badkamer de vuile handdoeken bijeen raapte, dacht ik: als je iets zelf niet weet dan vraag je het aan iemand die het wel weet. En toevallig heb ik een wandelende encyclopedie in huis, mijn zoontje. Hij is inmiddels tien, maar kan al sinds de eerste kleuterklas lezen. Dat had hij zichzelf geleerd en sindsdien heeft hij toegang tot alle kennis die geschreven staat. Een boekenverslinder met een fenomenaal geheugen, daar kun je lang of kort over spreken, maar zo iemand weet gewoon veel. Dat ik daar niet eerder aan gedacht had.
‘Kun je even komen?’ riep ik vanuit de badkamer. ‘Weet jij soms wat dit is?’
‘Bah,’ zei hij vol afschuw, turend in het donkere gat. ‘Ik denk dat je eens moet schoonmaken, mama.’ Zijn stem klonk ernstig.
Ik zuchtte. ‘Wat is dit? Het ziet er best spannend uit.’
Hij keek me onderzoekend aan. ‘Nou ja, zo kun je het wel noemen. Vies ook. Ik zou het echt een keer schoonmaken. Uit zichzelf zal het vast niet weggaan.’
Hij tuurde in het gat. ‘Doe daar maar handschoenen voor aan,’ voegde hij er droog aan toe.
Toen verscheen er een verraste blik in zijn ogen. ‘Wow, moet je kijken! Kijk eens mam, vanaf hier lijkt het wel een vleermuis. Pas op, hij leeft!’ lachte hij en fladderde met zijn handen om me heen om me te laten schrikken.
Ik lachte erom en vroeg: ‘Wat is het dan?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Gewoon, een zeer uitgebreide bacteriekolonie. Niet meteen gevaarlijk hoor, tenminste… zolang het daarin blijft en niet uit het putje komt, natuurlijk.’
Hij keek me aan en zag vast de bezorgdheid in mijn blik.
‘Geen zorgen mam.’
Zijn horloge piepte.
‘Oh, nee, mijn alarm! Ik moet gaan. Cool mam, zo’n vleermuis in de afvoerput,’ zei hij met een brede grijns. ‘Ik moet naar school.’
Terwijl mijn zoontje zijn schoolspullen bijeen raapte, keek ik nogmaals naar het putje en dacht: was dit maar een overwinterende vleermuis, dan hoefde ik er niets anders mee te doen, dan het beest met rust te laten.
Maar ja, niet alles is wat het in eerste instantie lijkt. Wanneer er iets vies is, dan zit er niets anders op dan het schoon te maken.
Ik begon met een begieting met kokend water en een deel van de donkere massa spoelde al los. Het bleef toch spannend, zo’n donker putje, dat vooral heel donker was vanbinnen. Je ziet in dat donkerzwarte deel bijna niet waar het verdwijnpunt is. Dit was zo’n putje waar van alles in verdwijnt. Maar er kan ook uit zo’n zelfde put plotseling een verrassing komen. En vooral dat laatste kan een mens naar verrassen. Dat hoor je weleens in verhalen en dat zie je dan ook in bijvoorbeeld van die horrorfilms met van die vreselijke schrikeffecten. Ik kijk dat soort films nooit. Vooral niet omdat ik er niet tegen kan, mijn verbeeldingskracht slaat dan op hol. Dan kan ik niet meer slapen van de angst.
Ik goot nogmaals heet water in de afvoer, nu met een flinke scheut soda erbij. Ik wachtte even, keek en had geluk. Alles weg!
‘Toch niet zo’n grote klus als ik had gedacht,’ zuchtte ik opgelucht.
Maar de afvoerput begon plots luid te borrelen. Plop, plop, plop.
Met de horrorfilms nog in mijn gedachten schrok ik van een laatste, verrassend luide blurb in het putje. Daarna werd het stil in de badkamer.
Zie je wel, niets aan de hand, zoals mijn zoontje al zei. Geen probleem zolang het in de afvoer blijft. En zo was dat. Geen enkele reden tot paniek.
‘De klus geklaard,’ dacht ik tevreden.
Inmiddels was het tijd geworden voor de boodschappen. Het was mistig buiten en de mist kwam uit de putten.
‘Wat vreemd,’ mompelde ik. Terwijl ik door de straten liep, hoorde ik hetzelfde borrelende geluid als eerder, uit meerdere putten die ik passeerde. Het klonk ook verderop. Luid geblurb en geborrel. Opnieuw dacht ik aan spannende films. De sfeer op straat was er ook naar, zeer bevreemdend. Het klonk spannend en verontrustend en ik maakte me stiekem een beetje bang. Ik ben toch volwassen en als het moet ben ik dapper, zo stelde ik mezelf gerust en lachte om mijn kinderlijke angsten. Hardop zei ik gekscherend tegen mezelf: ‘Dat komt zeker vanwege al die waterminnende vleermuizen, die daar allemaal in onze straatputten overwinteren.’
Toen kon ik nog grapjes maken daarover. Toen wist ik nog niet van het gevaar. Toen dacht ik nog aan onschuldige zaken, zoals vleermuizen of zoiets als een bacteriekolonie in het afvoerputje. Als ik had geweten van de ware aard van het donkere iets en wat er werkelijk in de putten woont dan had ik jou een heel ander verhaal verteld.
De spanning in mijn afvoerputje, daarvan weten we nu dus allemaal dat ik dat donkere iets met gemak wegspoelde en het reuze meeviel, dat was zo gedaan.
Maar voor elk van jullie met ook maar een klein beetje fantasie, die begrijpt en zal het zich kunnen voorstellen, dat wanneer er iets in jouw donkere afvoerput kan verdwijnen, dat iets daar ook uit kan komen.
De dag dat ik daarachter kwam overviel ook mij. Dat mag je wel weten, het zal ook jou verrassen, maar dat is een heel ander verhaal en dat vertel ik je een andere keer.